Job 20

Hoe durven jullie mij te blijven beschuldigen, alsof ik al schuldig ben bevonden?
1Ik waarschuw jullie dat jullie gevaar lopen te worden gestraft voor wat jullie nu doen!’
2

De reactie van Sofar

3Sofar uit Naäma zei:
4‘Ik zal snel reageren, want ik ben geschokt.
5Je beledigt mij met je verwijt en mijn verstand zegt me dat ik daarop moet antwoorden.
6
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Job 20:5.
7
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Job 20:4-5.
Je weet toch dat sinds de mens voor het eerst op aarde verscheen, de blijdschap en de vreugde van de goddelozen een kort leven zijn beschoren?
8Ook al reikt de trots van de goddeloze zo hoog als de hemelen en loopt hij met zijn neus in de lucht,
9toch zal hij voor eeuwig omkomen en worden weggeworpen zoals zijn uitwerpselen. Zij die hem kenden, zullen zich afvragen waar hij is gebleven.
10Als een droom zal hij vervagen, als een visioen plotseling verdwijnen.
11Niemand zal hem ooit terugzien. In zijn woonplaats zullen ze hem zelfs niet eens missen.
12Zijn kinderen moeten bedelen bij de armen, omdat hij zijn rijkdom is kwijtgeraakt.
13Al zit de jeugdige levenskracht nog in zijn botten, die verdwijnt samen met hem in het stof.
14Hij geniet van zijn goddeloosheid, die hij langzaam in zijn mond laat smelten,
15er zacht op zuigend, bang dat de smaak zal verdwijnen.
16Maar het voedsel dat hij heeft gegeten, wordt als slangengif in zijn ingewanden.
17Hij zal de rijkdom die hij opslokte, weer moeten uitbraken. God laat niet toe dat hij het binnenhoudt.
18Het is een levensgevaarlijk vergif voor hem geworden.
19Hij zal geen plezier hebben van de dingen die hij heeft gestolen en niet genieten van de stromen olie, honing en room.
20Zijn inspanningen zullen niet worden beloond, aan de winst van zijn handel zal hij geen plezier beleven.
21Want hij heeft de armen onderdrukt en hun huizen in beslag genomen, waarop hij geen recht had.
22Omdat hij vanbinnen geen rust kent, helpen al zijn schatten hem uiteindelijk niets.
23Maar als er niets meer is om te stelen, komt er een einde aan zijn welvaart.
24Te midden van zijn overvloed zal hij in moeilijkheden raken en zal het toppunt van ellende hem in het verderf storten.
25Terwijl hij nog bezig is zijn buik te vullen, zal Gods toorn al op hem neerkomen.
26Hij zal wegvluchten, maar een pijl zal zijn rug doorboren.
27De pijl wordt uit zijn lichaam getrokken en de scherpe punt komt uit zijn gal. De angsten van de dood overvallen hem.
28Zijn schatten zullen verloren gaan in de diepste duisternis. Een laaiend vuur zal zowel hem als zijn goederen verslinden en alles verteren wat hij nog overhad.
29De hemelen zullen zijn zonden openbaar maken en de aarde zal tegen hem getuigen.
Copyright information for NldHTB